Art Ingels (14 mei 1918 - 16 december 1981) staat bekend als 'de vader van het karten'.In 1956, toen hij raceautobouwer was bij Kurtis Kraft, een beroemde bouwer van Indy-raceauto's in de jaren vijftig, assembleerde hij de eerste Go-Kart in de geschiedenis uit schroot en een overtollige tweetaktmotor van de West Bend Company. 2] Het werd gebouwd in zijn garage voor twee auto's in Echo Park, Californië (nu FIX Coffee Co), en werd getest op de parkeerplaats van Rose Bowl, waar het honderden enthousiastelingen trok.
In de jaren '50 was de autosport vooral voorbehouden aan de 'happy few'; mensen die het zich konden veroorloven om sportwagens aan te schaffen en de bijbehorende kosten voor onderhoud en reparaties te betalen. In die tijd waren hot rods erg in trek. Hot rods zijn aangepaste personenwagens voorzien van grote motoren waarmee bij wedstrijden een kwart mijl (ongeveer 400 meter) zo snel mogelijk wordt afgelegd. Om de resultaten te verbeteren, is steeds meer vermogen nodig. Het spreekt voor zich dat hierbij regelmatig een motor werd opgeblazen. Ook vanwege andere bijkomende kosten was deze vorm van autosport voor velen onbereikbaar.
Art Ingels was een fervent autosportliefhebber en hij besteedde hieraan veel aandacht in zijn vrije tijd. Hij kwam met het idee om een betaalbaar voertuig met vier wielen te ontwikkelen waarbij het weggedrag en het rijplezier voorop stonden. Zodoende zou de autosport ook voor de 'normale' mens bereikbaar worden. Ingels bouwde een buizenframe met wielophanging, plaatste een stoeltje erop en monteerde een motortje. Om de kosten te drukken werd een tweedehands tweetaktmotor met een vermogen van 2,5 PK gebruikt die eigenlijk voor grasmaaiers was ontworpen.
Toen dit eerste prototype ontwikkeld was, testte hij de kart op een parkeerterrein bij het American Football-stadion Rose Bowl in Pasadena. Ingels was onder de indruk van de snelheid van het kleine voertuig, ondanks de bescheiden motorinhoud. In eerste instantie was het een leuk tijdverdrijf voor hem en zijn familie, maar al snel werd door omstanders gevraagd waar de karts verkocht werden en hoe duur ze waren. Door deze interesse besloot Ingels het commercieel aan te pakken. Zijn gedachte was dat hij het voertuig voor zo'n 150 dollar kon aanbieden. In eerste instantie had de creatie van Ingels geen naam. Later is door een tijdschrift de naam 'go kart' bedacht. Deze naam is een variatie op de naam 'go cart', wat van oorsprong staat voor 'kinderwagen'.
In 1957 werd door Duffy Livingstone een vergelijkbare versie van de kart van Ingels ontwikkeld. Livingstone besloot om samen met een partner dit voertuig te ontwikkelen en aan de man te brengen. Onder de naam Go-kart Manufacturing Company werden bouwpakketten voor karts verkocht. De bouwpakketten waren een succes en Ingels en een andere zakenpartner besloten om ook eigen karts te bouwen. Zij noemden deze voertuigen Carettas.
Het racen met karts ontwikkelde zich in hoog tempo en er was al snel behoefte aan wedstrijdafspraken en regelgeving over de technische aspecten. De karts waren tot dat moment namelijk erg verschillend. Zo werden bijvoorbeeld verschillende materialen gebruikt en hadden sommige karts drie wielen. In december 1957 werd de eerste kartclub opgericht: de Go-kart Club of America. Er werden regels opgesteld voor de eigenschappen van het Chassis en er werden wedstrijdklassen opgezet voor eerlijkere wedstrijden. Dit was het begin van de georganiseerde kartsport waarbij de veiligheid hoog in het vaandel stond.
In 1959 bouwde Henk Deken van de A.T.A.F. de eerste kart in Nederland, toen nog aangeduid met de naam 'skelter'. In 1960 reed de A.T.A.F. met een aanhangwagen met ruimte voor 8 karts van race naar race, in de klassen 50 cc, 125 cc met versnellingen en 200 cc met versnellingen. Al snel voegden zich daar de klanten van de A.T.A.F. bij. Rob Bron, destijds bekend als motorcoureur, reed zijn eerste gemotoriseerde wedstrijden in 1960 op een 50 cc kart van A.T.A.F. In 1961 is de A.T.A.F helaas gestopt met haar activiteiten.